NLP

Verbeter je communicatie – met NLP – 3/3

Na rapport maken, vragen stellen en luisteren ga ik nu in op een aantal denkvoorkeuren. waar moet je naar luisteren om de denkvoorkeuren te kunnen horen. De stap daarna is om gebruik te maken van deze denkvoorkeuren, zodat de informatie die jij over wilt brengen beter bij de ander binnenkomt.

In deel 2 heb het metaprogramma zintuigelijk kanaal met de voorkeuren zien, horen en voelen al genoemd en toegelicht. In dit blog ga ik op nog eens 3 metaprogramma’s in.

In totaal staan 60 metaprogramma’s beschreven. Hiervan zijn er 12, met in totaal 30 denkvoorkeuren, die redelijk gemakkelijk kunnen worden herkend. Zelf maak ik gemiddeld gebruik van ongeveer 20 metaprogramma’s met zo’n 50 denkvoorkeuren.

Denkvoorkeuren zijn vaste patronen in de processen waarmee we in ons denkenen informatie verwerken. Op basis van de betekenis van die informatie worden gedrag en de manier van communiceren aangestuurd. De patronen voor denken, gedrag en communicatie zijn oorspronkelijk ontstaan door ervaringen. Ze zijn gebaseerd op de betekenis van informatie van dat moment in een bepaalde context.

Een context is bijvoorbeeld: een omgeving, de mensen op dat moment, of het onderwerp dat aan de orde is. Het patroon is gerelateerd aan die context en dat betekent dat in een bepaalde context steeds hetzelfde patroon wordt gebruikt en dus ook dezelfde voorkeuren. Voor gelijksoortige contexten geldt dat hetzelfde patroon wordt gebruikt. Een belangrijke verandering creëert automatisch een andere context dan daarvoor. Bijvoorbeeld in het geval de omgeving hetzelfde blijft, maar het onderwerp verandert, of dat er een ander persoon bij komt, dan verandert toch de context en kunnen voorkeuren mee veranderen. Voor nu, voor de oefening, is het voldoende om je te richten op de voorkeur van het moment.

Globaal – details

Het metaprogramma informatie-omvang omvat 2 voorkeuren: Globaal en details. Zodra je hoort dat iemand weinig details geeft, dan zeggen we dat hij/zij op dat moment een voorkeur voor globaal heeft. Bijvoorbeeld je stelt een vraag om meer informatie te krijgen en je krijgt daarop een antwoord in 1 of 2 woorden of zinnen. Krijg je daarentegen een uitgebreid antwoord met heel veel informatie, dus waarschijnlijk met meer details, dan is de voorkeur details.

Natuurlijk maak je zelf ook gebruik van bepaalde voorkeuren en als deze voorkeuren overeenkomen met die van de ander dan verloopt de communicatie prima. Als ze niet overeenkomen dan kunnen er communicatieproblemen ontstaan. Stel dat persoon A een voorkeur heeft voor globaal en persoon B voor details, dan zou het voor A wel eens teveel kunnen worden als B heel erg op details ingaat en daarmee dus veel informatie geeft. A heeft dan de neiging om te zeggen “stop maar, ik weet al voldoende”. Omgekeerd als B de informatie in grote lijnen van A krijgt, is het goed mogelijk dat B denkt “ik weet nog steeds niets, ik heb meer informatie nodig”. Voor B is het dan veel te weinig en B gaat proberen meer informatie van A te krijgen door meer vragen te stellen, eventueel aangevuld met meer informatie, details, van de kant van B. In die gevallen zijn beiden ontevreden.

Als je er bewust van wordt dat je gesprekspartner een andere voorkeur heeft, dan is de oplossing om je eerst aan te passen (in rapport gaan) aan de voorkeuren van die ander. Heeft je gesprekspartner de voorkeur globaal dan heeft het weinig zin om direct naar veel details te vragen, want die zijn nog niet beschikbaar in het denken van A. Vraag eerst naar de grote lijn. Kies uit het antwoord waar je dieper op in wilt gaan en stel daar je vragen over. Op deze manier neem je A van globaal stap voor stap naar de details en dat werkt goed zolang je ook in rapport blijft. Je zal merken dat A dan vanzelf meer informatie gaat geven.

Heb je een persoon B als gesprekspartner die veel details geeft, dan is de oplossing om steeds een nieuwe vraag te stellen op het moment dat je voldoende informatie hebt gekregen. B wil graag vertellen en kan dat ook als je nieuwe vragen stelt. Dan wordt het ook gemakkelijker om B duidelijk maken dat je al voldoende weet. Blijf focussen op wat je wilt weten en stel daar je vragen over. Zorg ervoor dat B toch wat details kan geven, al vind jij ze niet interessant. Blijf in rapport.

De ene voorkeur sluit niet automatisch de andere uit. In principe heeft iedereen alle mogelijkheden in zich en kunnen voorkeuren veranderd worden. Tegelijkertijd is het mogelijk om beide voorkeuren te hebben , maar dat ze afhankelijk van de context worden afgewisseld. In dit geval kan iemand zowel een voorkeur hebben voor details als voor globaal en die afwisselen afhankelijk van de context van dat moment.
Denk er steeds aan dat denkvoorkeuren onderdelen zijn van vaste patronen die door het automatische denken worden gebruikt. Deze patronen zijn ooit ontstaan, ze zijn aangeleerd, en kunnen veranderd worden.

Opties – procedures

Dit metaprogramma heet ‘Planningstijl’ en is vooral belangrijk bij samenwerken. Hoe pak je ‘t aan als je taken uitvoert, hoe deel je je werk in. De voorkeur opties staat voor het willen hebben van keuzes. Je voelt je prettig in je werk als je keuzemogelijkheden hebt, bijvoorbeeld hoe je je werk wilt indelen. Wat doe je eerst, wat daarna enz. Als iets ‘moet’ op een bepaalde manier, m.a.w. je hebt geen keuze dan voelt dat niet fijn voor iemand die opties als denkvoorkeur heeft.

De andere voorkeur en min of meer het tegenovergestelde van opties is procedures. Iemand met de voorkeur procedures wil graag weten wat er moet gebeuren en hoe. Procedures houdt in dat er regels zijn, dat het duidelijk is. Duidelijkheid in volgorde en in hoe het uitgevoerd moet worden. Mensen met deze voorkeur voelen zich prettig als er duidelijkheid, een bepaalde mate van zekerheid, is. Voor deze mensen geldt dat het hebben van veel keuzes een onzeker en onprettig gevoel geeft.

Om te horen of iemand meer een voorkeur voor opties of juist voor procedures heeft luisteren we naar de woorden in zinsverband. Wat wordt er met een zin bedoeld. Mensen met de voorkeur opties gebruiken zinnen als: “Kunnen we dit ook op een andere manier doen?” en “Zijn er nog andere mogelijkheden?” of “Als we nu eens een andere volgorde aanhouden”.
Met de voorkeur procedures worden zinnen gebruikt als: “Kan ik nog iets voorbereiden?” en “Wat is de procedure om me aan te melden?” of “In welke volgorde gaan we dit aanpakken?”

In gevallen dat 2 mensen (moeten) samenwerken en ze hebben beiden een andere denkvoorkeur, dan kan er heel gemakkelijk een conflict ontstaan, want ze hebben alle twee een andere manier van werken. Als je kunt horen of zien dat de tegenstelling opties <–> procedures de oorzaak voor dit conflict is, dan is het aanpassen van je woordkeuze het begin van de oplossing. Ga in rapport met de denkvoorkeuren van de ander. Bij iemand van opties geef je aan welke keuzemogelijkheden er bestaan en bij iemand van procedures vertel je in welke volgorde iets aangepakt moet worden.

Ben je een leidinggevende dan kan je misschien ervoor zorgen dat voor de uitvoering van het werk iets wordt aangepast, zodat het beter bij iemand past. Bijvoorbeeld: laat iemand met opties zelf zijn of haar werk indelen, geef ze de ruimte om zelf bepaalde keuzes te maken. Voor iemand met de voorkeur procedures zorg je dat er procedures zijn, dat processen duidelijk beschreven staan. Vertel ze wat ze moeten doen en hoe. Ben je verkoper vertel de klant dan welke keuzes er zijn (opties) of vertel ze over een volgorde die misschien bestaat in het proces (procedures). Wees creatief, bedenk welke mogelijkheden voor opties en procedures jij kan toepassen in je werk of relatie.

Naartoe – weg van

Dit metaprogramma gaat over de richting van denken. Hierbij onderscheiden we twee richtingen en daarmee 2 mogelijke denkvoorkeuren. De richting wordt bepaald door dat waar iemand op focust. Zijn het alleen doelen en resultaten, dan noemen we deze denkvoorkeur naartoe. Een persoon met deze voorkeur is denkt doelgericht.
Wil men een bepaald doel (resultaat) bereiken en wordt er juist gefocust op mogelijke problemen, die daarbij kunnen ontstaan, dan noemen we dit weg van denken. ‘Weg van’, want deze persoon wil voorkomen dat er problemen ontstaan, dus weg van problemen. Iemand met deze voorkeur denkt oplossingsgericht.

In de praktijk kunnen deze 2 denkvoorkeuren ook weer voor de nodige complicaties zorgen. Pure naartoe denkers hebben namelijk nauwelijks oog voor eventuele problemen en zeker niet voor ‘mogelijke problemen’. Ze zijn vooral gefocust op het bereiken van de doelen. Pure weg van denkers willen zeker ook de doelen bereiken, maar focussen zich juist op de problemen en zelfs op de mogelijke problemen. In gesprekken praten deze mensen dan langs elkaar heen. De een heeft het over de doelen en de ander over de problemen.

Om te horen welke voorkeur iemand heeft, luister je in dit geval naar het onderwerp. Waar heeft iemand het over. Gaat het over doelen, resultaten, dat wat bereikt moet worden dan is duidelijk dat het hier de voorkeur naartoe betreft. Voorbeelden van zinnen zijn: “Dan hebben we dat bereikt” of “dan is het behaald” en ook “We gaan ervoor”. Om in rapport te gaan of te blijven, gebruik je woorden en zinnen die dezelfde strekking hebben, namelijk doelgericht/resultaatgericht.

Hoor je daarentegen dat het vooral over problemen gaat of over het oplossen van eventuele problemen dan is weg van denken duidelijk de voorkeur. Uitdrukkingen die gebruikt worden zijn bijvoorbeeld: “Om te voorkomen dat” en “… oplossing voor …” en ook “We zien wel waar het schip strandt”. Ook hiervoor geldt, maak gebruik van woorden, zinnen en uitdrukkingen van gelijke strekking dan blijf je in rapport.

De doemdenkers, de mensen die ‘beren op de weg’ zien worden vaak gezien als negatief, als tegenwerkend. Maar deze ‘weg van’ denkers kunnen heel waardevol zijn in teams met alleen maar ‘naartoe’ denkers, die geen problemen zien en dan te laat reageren als problemen ontstaan. Denk bij het stellen van doelen ook aan mogelijke risico’s en luister dan naar de ‘weg van’ denkers. Bespreek de maatregelen om eventuele problemen op te lossen, zodat ook de ‘weg van’ denkers zich gehoord voelen.

Conclusie

Wil je jouw communicatie met iemand verbeteren of de samenwerking met een ander, dan is het belangrijk om te weten wat er in het denken van die ander gebeurt, zodat je je daarop kan afstemmen. Rapport helpt mee om een andere persoon het gevoel te geven dat hij/zij gezien en gehoord wordt. Door het rapport is de ander eerder geneigd om meer te vertellen, om meer informatie te geven en daarmee krijg je ook informatie over iemands denkvoorkeuren. Stel vragen.

Door in rapport te gaan met iemands denkvoorkeuren komt jouw informatie beter binnen in het denken van de ander. Je communiceert dus beter en het wordt gemakkelijker om samen te werken. Doordat je weet welke woorden en zinnen je kunt gebruiken, die met zekerheid binnenkomen in het denken van je gesprekspartner, geef je automatisch sturing aan dat denken en dus ook aan het gedrag van die ander.

Natuurlijk zijn dit nog lang niet alle mogelijkheden op het gebied van metaprogramma’s, maar voor nu voldoende om eens mee te experimenteren.

Heb je vragen? Stuur me een bericht. Veel succes.

Als je je wilt verdiepen in de metaprogramma’s dan kom je op internet heel veel artikelen tegen, maar ga je naar de bron voor al die artikelen dan blijven er nog maar een paar namen over. De belangrijkste zijn: Leslie Cameron Bandler (zij heeft de metaprogramma’s voor het eerst beschreven en onderscheidde er toen meer dan 60), Shelle Rose Charvet (zij schreef Words that change minds), Tony Robbins en Michael Hall. Deze laatste beschreef 60 metaprogramma’s in zijn boek ‘Figuring out people’.

Denkvoorkeuren meten

Het beste instrument dat nu in de markt is om denkvoorkeuren te meten en inzichtelijk te maken is Identity Compass. Dit instrument meet 56 denkvoorkeuren binnen een bepaalde context. Op dit moment zijn er versies beschikbaar voor een context m.b.t.: werk, sport (zowel voor individuele als voor teamsport), persoonlijke relaties en voor studenten. Daarnaast meet Identity Compass ook de motivatie van medewerkers en de kansen voor burn-out.

Denkvoorkeuren spelen een belangrijke rol op gebieden als: communicatie, samenwerken, motiveren en leidinggeven. Identity Compass geeft inzichten in mogelijke problemen op deze gebieden én wat oplossingen kunnen zijn. Identity Compass wordt ingezet bij:
– rekrutering en outplacement,
– bij oplossen van problemen op het gebied van communicatie en samenwerking,
– motiveren en behouden van medewerkers,

– verbeteren van het persoonlijk functioneren (sociale competenties),
– burn-out preventie,
– beter leiderschap en management.

Klik hier voor meer informatie over Identity Compass.